Tibet

Lhasa, 16 juni 1998

We landen op het vliegveld, 90 km. van Lhasa. We worden naar hotel Tashi Tagyal gebracht. �Under new management� staat er op een bord, maar niet noodzakelijkerwijs beter management zo te zien.
In Chengdu hadden we een �package deal�. Om een permit voor Tibet te krijgen, moet je een georganiseerde tour boeken. Dit houdt in: een retourvlucht en hotelaccomodatie voor minimaal twee nachten.
Op een prikbord zien we dat een aantal mensen reisgenoten zoekt om 25 dagen door West-Tibet te trekken.

Lhasa heeft een oud en een nieuw deel. Het oude deel is écht Tibetaans, veel traditionele mensen, kloosters en de Potala (een religieus complex waar ook de Dalai Lamas begraven zijn). Het nieuwe deel is moderner, maar veel minder dan bijvoorbeeld Bei Jing.

De sfeer in de stad vind ik moeilijk te beschrijven. Schilderachtige huisjes, kleurige gebedsvlaggetjes die boven de huizen op stoken zijn gestoken, zodat de gebeden rechtstreeks naar de goden kunnen waaien.

Tempels met goudkleurige koepels, wierookovens. De ruige onbegroeide bergen op de achtergrond.

We hebben wat hoofdpijn, het is hier 3600 meter hoog. Als je de trap oploopt, is het al hijgen geblazen.

We melden ons in het restaurant waar de groep heeft afgesproken. Twee Canadezen, een Australische advocaat, een Japanse studente, een kok uit Zwitserland en Michel.
Michel is Fransman en heeft als ultieme doel om een ascetisch bestaan te gaan leiden op Mount Kailash. Deze heilige berg ligt ook op de route en het is de bedoeling dat wij hem daar dan achterlaten zodat hij daar voor onbepaalde tijd in retraite kan gaan. Tot hij een volgend leven betreedt (of door de PSB wordt opgepakt, wat waarschijnlijker lijkt).

We maken een plan om 25 dagen door West-Tibet te gaan rijden met een Land Rover en een truck voor de tenten en de brandstof.
Deze rit wordt georganiseerd door Shi Gatze travel, boven het Yak hotel, dat wordt gerund door de Hagenees René en zijn Amerikaanse vriendin Chris.
Ze waarschuwen ons: we zullen veel problemen met de politie krijgen, zeker 10x panne hebben en een aantalbestemmingen waarschijnlijk niet zullen bereiken vanwege politieke restricties, overstromingen of aardverschuivingen. Dat kun je maar beter van tevoren weten ;-) 

Lhasa, 18 juni 1998

Vanmorgen naar de Jokhang tempel geweest, waar de gelovigen een vaste route langs allerlei Boeddha�s en andere relikwieën lopen. We lopen langzaam met de stroom mee. Overal klinkt donker gezang, er hangt een lucht van wierook. Mensen gieten botervet uit kelken in grote kandelaars.
Op het dak genieten we van het uitzicht. Het is een enorm complex.

Buiten in stalletjes verkoopt men gebedsvlaggetjes, trommels, houders voor de relikwieën.
In de tempel is het donker, de vele kaarsen geven een schemerig mystiek licht.
Monniken tellen de gedoneerde biljetten.

Tibet is eigenlijk een triest gebied. In 1959 was er een onafhankelijkheidsstrijd waarbij de Chinese honderdduizenden Tibetanen hebben vermoord. Officieel heet Tibet �de autonome regio Tibet�, maar erg autonoom is het niet.
De Dalai Lama is de religieuze leider, maar hij vluchtte in 1959 naar India. Foto�s van hem zijn verboden, maar hoe verder van Lhasa, hoe meer je ze ziet in de huistempels. Blijkbaar komt de PSB niet zo vaak op het platteland.
De taktiek die de Chinezen nu hanteren is die van de volksverhuizing. Ze stimuleren Han Chinezen om naar Tibet te verhuizen, zodat de Tibetanen gemarginaliseerd worden. Op dit moment vormen de Chinezen zelfs de meerderheid in Lhasa.

We gaan twee dagen naar Lake Nam-Tso. Zes uur met een Land Cruiser langs majestueuze bergen met besneeuwde toppen, waar nomaden in tenten wonen.
Over slechte wegen naar een meer met een klooster in de grotten gebouwd.
Heel pietepeuterig allemaal, kleine tempeltjes in insparingen.
Het was er erg koud en we hadden last van de hoogte (4700 meter). We waren hier iets te snel naar toe gegaan. Het beste is om een week in Lhasa te acclimatiseren.

De dag voordat we onze grote trek gaan maken, kopen we bij een klein winkeltje een gigantische hoeveelheid levensmiddelen en wc-papier in.

Panyang, 24 juni 1998

We zijn vertrokken op onze 25-dagen tocht. 
De ritten zijn lang, maar het uitzicht is spectaculair. Duinen, heuvels, de Himalaya, woestijn, rivieren, groene vlaktes. En dat allemaal op 1 dag!
Vandaag zelfs een wolf gezien en drie wilde paarden.
De vlaktes zijn groots en kaal. 

Ergens onderweg hadden Chinese wegwerkers een deel van de weg afgegraven waardoor het voor de truck onmogelijk was om te passeren. Dit hadden ze expres gedaan zodat ze geld konden vragen voor het repareren van de weg. Met vereende krachten hebben we met stenen het gat gedicht en joelend en middelvingeropstekend doorgereden.

Eigenlijk zijn er geen wegen. De auto rijdt over het meest begaanbare deel van een rivier, een vlakte of een berg. Ongelooflijk dat ze hier de weg weten. Elk jaar verandert het landschap door overstromingen en aardverschuivingen.
Achter in de cruiser worden we stevig heen en weer geslingerd maar gelukkig stoppen we bijna elk uur. 
We eten in kleine restaurantjes en soms bij families thuis: gewoon in de woonkamer waar iedereen ook slaapt. Mooi gekleurde kastjes met Boeddhistische symbolen, een ijzeren yakstront-gestookte kachel, de Dalai Lama aan de muur.

Hoe verder van Lhasa, hoe minder afwisselend het menu: rijst, ei, groente.
Vandaag gedroogd schapenvlees en yakboterthee (yuk!) geprobeerd.
De toiletten zijn gaten in de grond, behalve in Panyang. Daar bevindt het toilet zich op het dak. Als je je broek optrekt, kan het hele dorp je zien.

Panyang, 25 juni 1998

Tibet heeft altijd een magische klank gehad en als je er bent, ervaar je dat ook. De combinatie van religie, magie, mystiek, ongelooflijk mooie natuur, mooie traditionele hartverwarmende mensen, totale afzondering, afzien.
Alle zintuigen worden op de proef gesteld.

Overal waar we komen, loopt het halve dorp uit. Het �hotel� is meestal een stenen hok met niks op de grond. Privacy is hier een onbekend begrip. Iedereen loopt je slaapkamer in en staart je vanaf een meter zwijgend aan.
Soms streelt er iemand over mijn been: dat daar haren op zitten, vinden ze maar vreemd.
Mannen met vlechten en een yakhuid over hun kleren aan zitten gehurkt en kauwen op yakvlees.

Op weg naar Mount Kailash, 26 juni 1998

De langste en avontuurlijkste dag. We komen twee keer in een rivier vast te zitten en nu blijkt waarom we twee vervoermiddelen bij ons hebben. Als er een vast zit, kan de ander trekken.
We   zijn niet de enige: een groep pelgrims moet het met hun lichaamskracht doen en proberen hun vrachtwagen uit de modder te trekken.
Het tafereel trekt veel toeschouwers, die op mysterieuze wijze uit de grond lijken te verschijnen.
Gebruikelijk is dat iedereen elkaar helpt om verder te komen, maar dit ziet er vrij dramatisch uit dus we vervolgen onze tocht.
De pelgrims zullen tot morgenochtend moeten wachten als het waterpeil lager is.

Opvallend is de �apartheid�: de Chinezen helpen alleen Chinezen, de Tibetanen alleen Tibetanen.

We rijden verder door het adembenemende landschap, steken nog twee rivieren en talloze beekjes over en zijn getuige van een schitterende zonsondergang, die de wolken geel kleurt, de hemel kobaltblauw en de bergtoppen roze.
De wolken liggen op de Himalaya, zodat je niet kunt zien waar de wolken overgaan in de sneeuw.

Lake Manosarova, 30 juni 1998

We hebben drie dagen door de bergen gelopen: een rondgang om Mount Kailash, een heilige berg van waaruit vier heilige rivieren ontspringen, waaronder de Ganges en de Indes.
53 kilometer met de klok mee. Tibetanen doen de route in 1 dag, wij in 3 en slapen in kloosters.

Als je 1 keer rond de berg loopt, zijn al je zonden vergeven (inclusief de toekomstige!) en 13 keer rond brengt je in het Nirvana.
De eerste dag gaat goed, we hebben een paard gehuurd voor de grote rugzak, de kleine op mijn rug. De route gaat een beetje omhoog, we hebben een prachtig uitzicht op de westkant van Mount Kailash. We passeren een heilige begraafplaats. Hier vinden nog steeds �luchtbegrafenissen� plaats. De lijken worden in stukken gehakt en klaargelegd voor de gieren.

Bij een bijzonder onvriendelijke guesthouse eten we voor de zeventiende keer noodle soup en gaan vroeg naar bed. We hebben 9 uur gelopen.

De volgende dag lopen we verder tussen de bergen. We voelen ons erg klein.
Na ca. 2 uur begint de klim naar de pas op 5700 meter. Deze is schitterend versierd met duizenden gebedsvlaggetjes, grote stapels stenen met het om-mani-padme-om teken.
Monniken bidden en zingen er, pelgrims overbruggen de laatste meters prostrating af: een manier van mediterend voortbewegen waarbij het lichaam de gehele route raakt. Staan, knielen, op de buik gaan liggen, een steen naar voren schuiven, knielen, staan, naar de steen lopen enzovoorts enzovoorts. Een trage manier van voortbewegen, dat spreekt.

We eten onze lunch op, binden wat gebedsvlaggetjes vast en gooien wat nepgeld in de lucht om de goden gunstig te stemmen.

We hebben zelfs mensen gezien die de hele kora van 53 kilometer op die manier afleggen.

Weer terug in Darchen kopen we buitensporig veel souvenirs van met kettingen behangen vrouwen. De onderhandelingen verlopen hard tegen hard (�dit is nog van mijn overleden vader geweest!�).

We rijden naar het meer van Manosarova waar zelfs warmwaterbronnen zijn. Na twee weken kunnen we ons met warm water wassen! 

Tsada, 3 juli 1998

Na een welverdiende rustdag maakt de eigenaar van het guesthouse heerlijk eten voor ons klaar: rijst, groente en zelfs een beetje yakvlees!
We reizen meer dan twaalf uur op weg naar Guge Kingdom, in het grensgebied met India en Pakistan. Een erg lange reis dus, maar aan het eind wordt de omgeving werkelijk spectaculair.
Eerst worden de bergen veelgekleurd: rood, groen, goud, blauw, bruin, alle kleuren door elkaar.
We rijden door kale bergen en groene valleien met glinsterende riviertjes.

En op het eind rijden we door een soort canyons: grillig gevormde rotsen, waar je de lijnen van oeroude zeespiegels nog op kunt zien. De rotsen zijn zandkleurig en lijken eerder van leem dan van steen te zijn.

De ondergaande zon, de zwart-blauw-wit besneeuwde Himalaya op de achtergrond maakt het allemaal nog adembenemender. Nog nooit zoiets gezien.
Tsada is ook al schilderachtig gelegen: boven op rotsen aan de rand van de rivier.

Helaas zetten de corrupte Chinezen je direct met beide benen op de grond. We zijn verplicht om een nacht in een staatshotel te overnachten a fl. 25 per nacht. Voor een dorm wel te verstaan, drie keer zo duur als normaal en dan zitten de lichaamsvlekken van de vorige hotelgasten nog op de lakens ook!
De volgende dag zetten we ons tentje op de parkeerplaats van het hotel op tot groot ongenoegen van het personeel.

�s Avonds luister ik naar de Wereldomroep naar een hysterische Jack van Gelder als Dennis Bergkamp in de laatste minuut 2-1 tegen Argentinië scoort.

De ruïnes van Guge in Tsaporang zijn tegen een berg gelegen. Het is een complex van paleizen en tempels. Veel ervan is verwoest in de Culturele Revolutie van Mao toen alles wat verleden of religie was werd vernield.

Het goud is van de muurschilderingen gekrabd, veel beelden zijn onthoofd of van de harten beroofd.

Op de terugweg rijden we verkeerd, maar stuiten op een rood-bruin egaal gekleurd katachtig roofdier. We denken aan een poema, maar noch de reisboeken noch de gids kan uitsluitsel geven.

Terug in Tsada eten we dimplings (deegballetjes met vlees en groenten) in soep. Mmmmmm....

De terugreis naar Lhasa is lang en saai: zes dagen lang 11/12 uur per dag langs de noordroute. We besluiten niet meer naar Everest Base Camp te gaan, het laatste doel van deze reis.
We worden het lange reizen en de groep een beetje beu. Ruim drie weken boven op elkaars lip in niet zulke beste omstandigheden.

De laatste avond eten en drinken we in een restaurant, geven de gids en de chauffeurs een enveloppe en dansen op het inmiddels grijsgedraaide cassettebandje met chinese disco.